Soms kom je in een recept een kookterm tegen die je niet kent, zoals aanbraden, bedruipen, blancheren, en papillotte, roux of schiften.
Hieronder zie je de betekenissen.
Veel plezier met koken!
Het snel om en om bakken van vlees dan blijven de vleessappen bewaard.
Het met een schuimspaan verwijderen van schuim van een bouillon zodat er een heldere vloeistof achterblijft.
Het verwijderen van een te veel aan vocht.
Als je de pasta 'al dente' kookt, dan kook je die `beetgaar', en dat houdt in dat er als de pasta gekookt is nog wat te kauwen valt. Deze term wordt ook gebruikt voor groente.
Een mengsel van verschillende ingredienten, bedoeld voor verdere bewerking.
Groenten en kruiden die een gerecht smaak verlenen.
Het verwarmen en bereiden in een kom of een pan, geplaatst op een pan met warm of heet water.
Vlees en of wild bedekken met een lapje spek om uitdrogen tijdens het bakken of braden te voorkomen
Het regelmatig begieten van vlees en of wild met jus.
Heb je nodig als je een warme saus op het laatste moment nog wilt binden. Als je daar droog zetmeel aan toevoegt, gaat het klonteren en dat wil je niet. Gebruik dan beurre manie: kneed gelijke delen bloem en boter goed door elkaar, maak er kleine balletjes van en voeg deze aan de saus toe.
Het in ruim water aan de kook brengen, enkele seconden tot enkele minuten laten koken, afgieten en met koud water afspoelen van levensmiddelen
Het bakken van een deegbodem met behulp van en noodvulling, welke na het bakken verwijderd wordt.
Het toevoegen van vocht aan de nog hete braadjus, waarin vlees en of wild is gebraden en waarmee het aanzetsel wordt opgelost.
Tuinkruiden, eventueel tot een bosje samen gebonden , zoals peterselie, tijm, en laurierblad voor het op smaak brengen van van gerechten, soepen sauzen, bouillons etc.
Het opbinden met behulp van een pen van gevogelte, vis en wild.
Brunoise is in piepkleine stukjes (3 tot 4 mm) gesneden groente die als vulling wordt gebruikt, meestal voor soep.
Een papieren vorm waar gebak een hapje of bonbon in kan worden geserveerd
Het smelten en bruin laten worden van suiker.
Het snel op een hoog vuur aan alle kanten verhitten van vlees of wild in heet vet, zodat de buitenkant stolt en de sappen in het vlees bewaard blijven.
Het vullen van vlees of wild met een mengsel van fijngehakte of gemalen ingredienten.
Het aansteken van een verwarmde, sterk alcoholische drank die dan brandend over een gerecht geschonken wordt. Hierbij verbrand de alcohol en blijft het aroma achter, dat smaakverhogend werkt.
Sterk koelen.
In een open pan met vet, op een laag vuur , onder zo nu en dan omscheppen, zachtjes lichtbruin en/of glazig bakken van b.v uien en of andere groenten.
In een hete oven of onder de grill een bruine korst geven aan een gerecht, dat is bedekt met kaas, saus en of paneermeel.en of een klontje boter.
Vocht laten verdampen, waardoor de hoeveelheid vloeistof minder wordt.
Het in smalle reepjes snijden van van rauwe groenten of vlees.
Vlees doorrijgen met reepjes vet spek om mager vlees tijdens het braden mals en sappig te houden.
Het weken van verse of gedroogde vruchten (of iets anders eetbaars) in een vloeistof. Het doel hiervan is ofwel dat de vruchten de smaak van de vloeistof opnemen, of dat de vloeistof de smaak van de vruchten opneemt.
Vlees en of wild korte of langere tijd in een meestal zachtzure gekruide vloeistof zetten om het geuriger en of malser te krijgen gedurende 1 tot 24 uur.
Binden van warme soepen en sausen door er in kleine blokjes gesneden koude boter doorheen te roeren.
Basis mengsel van gelijke delen margarine en bloem, die samen vermengd en verhit worden tot een zalfachtig mengsel, ter bereiding van soep of saus.
Bladgroenten met aanhangend vocht door koken terugbrengen naar een kleinere hoeveelheid.
Het gaar maken van gerechten in een kleine hoeveelheid vet en( eigen) vocht in een gesloten pan. Het in vocht en vet langzaam laten garen van gerechten in een gesloten pan of ovenschaal.
Het op een laag vuur, in een gesloten pan, langzaam gaar maken van voedingsmiddelen in meer vocht dan vet.
Wild of gevogelte in stukken snijden, groot vlees in plakken schuine plakken.
Het in heet vocht laten zwellen van meestal gedroogde ingredienten, zoals rozijnen of fruit.